"Geef een opruimbonus in plaats van een woonbonus"

We moeten ruimtelijk vermageren, zeker in tijden van wateroverlast.

Vlaanderen staat nog maar eens met de voeten in het water. Je zou dat niet alleen een natuurramp kunnen noemen, maar ook erkennen als verkavelramp. Het is hoog tijd om ons ruimtegebruik te herschikken.

Artikel

We bouwen te veel en vooral op de verkeerde plaats. De verworven individuele bouwrechten die ons zijn toegekend sinds het gewestplan in de jaren 70, zijn achterhaald. Grond verknippen en vermarkten is een fundament van onze welvaart, maar botst vandaag tegen een plafond. Als we er niet al lang door zitten. Vlaanderen is te klein om ons huidige ruimtelijke gedrag aan te houden. De schaal en snelheid waarmee we ruimte consumeren, ligt te hoog. Architect en kunstenaar Luc Deleu maande ons met zijn ‘Laatste Steen van België’ al in 1979 aan om onze bouwwoede te temperen. Onze verslaving aan grondgebruik wordt best een halt toegeroepen. Maar hoe doen we dat? Het inspireerde alvast onze minister van Omgeving Joke Schauvliege (CD&V) om de ambitie voor een betonstop uit te spreken. Het is positief dat politici de communicatieve zoektocht opstarten om uit te leggen dat het ruimtelijk anders moet. Uit de reacties leren we dat weinigen echt tegen het voorstel zijn. Sommigen zeggen dat de stop te laat komt, en terecht. Maar dat is wellicht niet de kern van de discussie. Belangrijker is hoe we het beton kunnen stoppen. Welke concrete strategieën hanteren we, welke instrumenten kunnen we ontwikkelen?


Wat houden we en wat is overbodig?

Voorkomen dat het probleem groter wordt, is nog het makkelijke deel van het werk. We weten intussen welke preventieve maatregelen we daar het best voor kunnen nemen. In eerste instantie moeten we ons maximaal terugplooien op het potentieel van het bestaande gebouwenbestand, voor we tot nieuwbouw overgaan. Noem het een cultuur van niet-bouwen. De recepten kennen we: renoveren, herbestemmen, splitsen of samenvoegen, meervoudig, tijdelijk of intensiever ruimtegebruik, ruimte bewust niet meer gebruiken of slopen. Niet-bouwen begint bij weten welke ruimte we al hebben en herontdekken dat we ze ook anders en beter kunnen gebruiken. Niet-bouwen zou bouwen moeten voorafgaan – en dat is niet hetzelfde als niets doen. De onderbenutte ruimtes moeten in kaart gebracht worden op zogeheten overmaatkaarten. Zo kunnen we bepalen wat we willen bewaren en wat overbodig is – zowel bebouwde als verharde ruimte. Maar ruimtelijk vermageren is duidelijk nog onbekend terrein. We kennen nauwelijks onderzoek naar en inspirerende praktijkvoorbeelden van actief en bewust ontbouwen. Misschien moeten we eens naar onze noorderburen kijken. In enkele krimpregio’s verkennen zij sinds kort hoe je met subsidies de sloop van overbodig patrimonium kunt stimuleren. Vaak gaat het om verouderde woningen in handen van huisvestingsmaatschappijen die geen perspectief meer hebben bij gebrek aan potentiële bewoners.


Een ruimtelijke taxshift.

Door de versnipperde eigendomsstructuur is dat in Vlaanderen een veel complexere opdracht. Met een bijna ontelbaar aantal eigenaars is het vrijwel onmogelijk geworden het geheel ruimtelijk te beheren. Dat krijg je van al dat verkavelen en verknippen. Hoe kunnen we terug naar minder opdeling, en in plaats daarvan percelen weer laten samensmelten? Misschien moet een opruimbonus de woonbonus vervangen: die kan het selectief slopen of herschikken van ruimte stimuleren. Kan het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV), dat er zit aan te komen nieuw perspectief bieden? Het huidige Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft alvast de verlinting en de verkaveling niet kunnen stoppen. Het heeft ons ruimtelijk gedrag onvoldoende kunnen corrigeren, ondanks de juiste analyses en kennis die erin gebundeld werden. We weten wat we moeten doen, maar kunnen of durven het niet af te dwingen. Laten we nu vermijden dat het BRV dit ook overkomt. We moeten durven om het over de euro’s en de eigendommen te hebben. Laat de vervuiler (lees: de grond- en ruimtegebruiker) betalen. Eigenlijk betalen we al jaarlijks een ruimtetaks omdat we op dat vlak ‘boven onze stand leven’, maar die zit verborgen in de overheidsschuld. Door de verspreide bebouwing moeten we immers te veel geld blijven uitgeven aan een inefficiënte (weg)infrastructuur. Ruimtelijk gewicht verliezen vraagt veel kennis, wilskracht en doorzettingsvermogen. En veel, heel veel communicatie. Het is een titanenwerk dat tijd zal kosten. Zeker tot 2050. De gewestplannen schonken ons in de jaren 70 de verworven rechten om fouten te maken. Heilige huisjes die we wellicht moeten durven afbreken.

Locatie
artikel verschenen in de Standaard, 09.06.2016