Groen parkeren Herentals

Inrichting van een binnengebied om de bestaande bestemming van moestuinen aan te vullen met garageboxen.

Project

Aan de monding van het kanaal Maas-Schelde in het Albertkanaal ligt Herentals. We bevinden ons in een klein binnengebied op loopafstand van het middeleeuwse stadscentrum. In de directe omgeving manifesteert zich het ‘wilde wonen’: burgerwoningen uit de eerste helft van de 19de eeuw, fermettewonigen en sociale woningbouw uit de jaren ’90 volgen elkaar afwisselend op. Het desbetreffende binnengebied wordt langs één zijde geflankeerd door een groene veste waarachter zich een besloten kloosterhof bevindt. Het is een ongeordend geheel van zowel open als bebouwde, noch stedelijke, noch landschappelijke plekken.

Van deze plek verwacht je dat verschillende tuinstroken variëren van bijgebouwen vlakbij de achtergevels van woningen, over aangelegde tuinen en een tweede reeks hokjes en tuinhuisjes om zo te eindigen in een meer informele zone die in het beste geval als moestuin wordt gebruikt, maar er meestal verwilderd bij ligt. Deze beschrijving had drie jaar geleden steek gehouden, wanneer het binnengebied inderdaad een samenraapsel was van koterijen. Glazen serres, houtconstructies, plexiglas bergingen en gebricoleerde cementplaten maakten dit een incoherent geheel in een zee van geprivatiseerde moestuinen. De graad van individuele toe-eigening van de plek oogde groot. Een gemeenplaats waar Vlaanderen er veel van kent.

Wanneer je vandaag het gebied betreedt, en de tijd neemt om te gaan zitten op één van de bankjes die door omwonenden geplaatst zijn, wordt duidelijk dat hier meer aan de hand is. De moestuinen zijn niet meer verwilderd. Van de kakafonie aan koterijen die je zou verwachten is geen sprake. De paradox tussen stad en platteland die Paul Vermeulen beschrijft als een verlangen naar platteland, die enkel de vorm aanneemt van het huis, waarachter de stereotiepe vorm van het platteland verdwijnt lijkt hier net omarmd te worden. De verwilderde individuele moestuintjes waarvan sprake was, hebben plaats gemaakt voor een schijnbaar collectieve wereld die verwondering wekt.

De groentetuinen zijn duidelijk georganiseerd. Smalle wandelpadjes verdelen de zee van groen in verschillende stroken die uitgelijnd zijn op negen nieuwe garageboxen. De materialisatie van deze negen volumes benadrukt de relatie tussen de moestuinen en de gebouwde omgeving. De vormgeving van de stenen volumes lijkt geïnspireerd op de acht glazen serres die twee aan twee, alternerend in de moestuinen gepositioneerd staan. De naakte bakstenen die de achtergevel vormen van de parkeergarages, zijn zo gedraaid en gekeerd dat ze een voorgevel aan, of zelfs decor achter, de moestuinen vormen. Het parkeerprogramma wordt versluierd. Er ontstaat een nieuw passe-partout aan deze zijde. De keuze van de ontwerpers om zo met de vorm en materialisatie om te gaan wijst op een engagement dat verder gaat dan een constructieve logica. Het decor van ornamenten in geperforeerde snelbouwsteen, rode golfplaten daken en zinken spuwers creëert ritme en rust. In één van de waterafvoeren verschijnt ondertussen een gele goedlachse tuinkabouter te waken over de groententeelt. Eén van de vele tekens die aangeven dat deze plek voluit ‘gebruikt’ wordt. Tuinkabouters horen in moestuinen. Ook al staan ze in dakgoten, zijn ze geel en steken ze hun rechter wijs-en middelvinger op in V-vorm dat een politieke voor- of afkeur doet vermoeden van een tuinier, daar op het kabinet van de Burgemeester van Antwerpen dezelfde kabouter staat te pronken. Blauwe en groene regentonnen staan verspreid onder de dakgoten. Een zelf getimmerd houten vogelhuisje hangt gecentreerd onder de middelste dakvorm en huisvest ondertussen een eerste luidruchtige bewoner. Hier en daar zijn de eerste tomaten begonnen aan hun metamorfose van groen naar rood. Rabarber, pompoen en courgette vechten om de status van mooiste bladgroen. Enkele klimplanten kronkelen hun weg naar boven via geïmproviseerde carrousel-constructies. Hier schijnen vakmensen aan het werk.

De opluchting van bewoners is groot wanneer blijkt dat hier oorspronkelijk geen enkele moestuin zou overblijven. Twintig nieuwe garageboxen moesten deze vroegere restruimte doen vergeten en de stijgende parkeerdruk van de buurt opvangen. Het binnengebied, dat tot dan toe een visueel doorwaadbare ruimte was, zou opgeknipt en versteend worden. Het sociaal kapitaal dat de afgelopen decennia organisch ontstaan was zou plaats maken voor individuele stallingplaatsen. Wat echter door de eigenaar werd gezien als sleet, werd door de ontwerpers gelezen als patina van deze achterplek. Het collectief gebruik werd behouden en voorzien van een nieuw kader. In plaats van twintig staan er nu negen garages, wat evenveel wil zeggen als een opgave van twintig procent van de grondoppervlakte in plaats van honderd. De gebruiksmogelijkheden van de open ruimte werden ge-her-conditioneerd en gestructureerd. De wateropvang van de golfplaten daken wordt ingezet in het irrigatiesysteem van de moestuinen. De garages worden dubbel gebruikt als parkeergarages of als tuinberging. De verdeling van moestuinen wordt geënt op de structuur van de volumes. Het proces van toe-eigening start onmiddellijk, loopt vanzelf en is groter dan voordien. Door het gebruik is gestalte gegeven aan de schoonheid van het collectief geheugen dat hier aanwezig was.

De focus op gebruik en toe-eigening begint in dit geval bij het behoud ervan. Het ontwerp start op dat moment bij het in vraag stellen van de opdracht. Ontwerpen kan er ook in bestaan een ‘bouwheer’ te overtuigen om minder of niet te bouwen. Als architect moeten we niet enkel ruimte kunnen maken, maar ook ruimte durven laten.

 

002PARK
Groen parkeren Herentals
Opdrachtgever
Eigen Haard NV
Locatie
Eigen Haard, Herentals
Fase
Gerealiseerd
Partners
Eigen Haard NV